Liturgie zondag 21 april 2024 morgendienst

 

Bevestiging ambtsdragers

Zingen: Op Toonhoogte 301: 1, 3

 

Samen in de naam van Jezus

heffen wij een loflied aan,

Want de Geest spreekt alle talen

en doet ons elkaar verstaan.

Samen bidden, samen zoeken

naar het plan van onze Heer,

Samen zingen en getuigen,

samen leven tot zijn eer.

 

Prijs de Heer, de weg is open

naar de Vader, naar elkaar.

Jezus Christus, Triomfator,
mijn Verlosser, Middelaar.

Vader, met geheven handen

breng ik U mijn dank en eer.

‘t Is uw Geest die mij doet zeggen,

Jezus Christus is de Heer

 

Stil gebed. Gebed

Zingen: Psalm 108: 1

 

Mijn hart, o Hemelmajesteit,

Is tot Uw dienst en lof bereid;

‘k Zal zingen voor den Opperheer,

‘k Zal psalmen zingen tot Zijn eer.

Gij, zachte harp, gij schelle luit,

Waakt op, dat niets uw klanken stuit’.

‘k Zal in den dageraad ontwaken

En met gezang mijn God genaken.

Verootmoediging

Zingen: Op Toonhoogte 125

 

Groot is uw trouw, o Heer, mijn God en Vader.

Er is geen schaduw van omkeer bij U.

Ben ik ontrouw, Gij blijft immer Dezelfde

die Gij steeds waart, dat bewijst Gij ook nu.

 

Refrein: Groot is uw trouw, o Heer, groot is uw trouw, o Heer,

iedere morgen aan mij weer betoond.

Al wat ik nodig had, hebt Gij gegeven.

Groot is uw trouw, o Heer, aan mij betoond.

 

Gij geeft ons vrede, vergeving van zonden,

en uw nabijheid, die sterkt en die leidt:

Kracht voor vandaag, blijde hoop voor de toekomst.

Gij geeft het leven tot in eeuwigheid.

 

Gebed

Kindermoment

 

Zingen: Op Toonhoogte 435

 

Jezus roept alle kleine kind’ren. (3x)
alle kleine kind’ren mogen komen.

Eén kleine, twee kleine, drie kleine kind’ren
vier kleine, vijf kleine, zes kleine kind’ren
zeven kleine, acht kleine, negen kleine kind’ren
tien kleine kind’ren mogen komen.

Jezus roept alle grote mensen. (3x)
.alle grote mensen mogen komen.

Eén grote, twee grote, drie grote mensen
vier grote, vijf grote, zes grote mensen
zeven grote, acht grote, negen grote mensen
tien grote mensen mogen komen.

 

De kinderen gaan naar de kindernevendienst

 

Schriftlezing: Johannes 21:1-23

 

[1] Hierna openbaarde Jezus Zich opnieuw aan de discipelen, aan de zee van Tiberias. En Hij openbaarde Zich als volgt:

[2] Er waren bijeen Simon Petrus en Thomas, ook Didymus genoemd, en Nathanaël, die uit Kana in Galilea afkomstig was, en de zonen van Zebedeüs, en twee anderen van Zijn discipelen. [3] Simon Petrus zei tegen hen: Ik ga vissen. Zij zeiden tegen hem: Wij gaan met u mee. Zij gingen naar buiten, en gingen meteen aan boord van het schip; en in die nacht vingen zij niets. [4] En toen het al ochtend geworden was, stond Jezus aan de oever, maar de discipelen wisten niet dat het Jezus was. [5] Jezus dan zei tegen hen: Kinderen, hebt u niet iets voor bij het eten? Zij antwoordden Hem: Nee.

[6] En Hij zei tegen hen: Werp het net uit aan de rechterkant van het schip en u zult vinden. Dus wierpen zij het uit en zij konden het niet meer trekken vanwege de grote hoeveelheid vissen. [7] De discipel dan die Jezus liefhad, zei tegen Petrus: Het is de Heere! Toen Simon Petrus dan hoorde dat het de Heere was, sloeg hij het bovenkleed om, want hij was ongekleed, en wierp zich in de zee. [8] En de andere discipelen kwamen met het scheepje, want zij waren niet ver, slechts ongeveer tweehonderd el, van het land verwijderd, en sleepten het net met de vissen. [9] Toen zij nu aan land gegaan waren, zagen zij een kolenvuur met vis daarop liggen, en brood.

[10] Jezus zei tegen hen: Breng wat van de vissen die u nu gevangen hebt. [11] Simon Petrus ging ernaartoe en trok het net op het land, vol grote vissen, honderddrieënvijftig, en hoewel het er zoveel waren, scheurde het net niet.

[12] Jezus zei tegen hen: Kom, gebruik de maaltijd. En niemand van de discipelen durfde Hem te vragen: Wie bent U? want zij wisten dat het de Heere was. [13] Jezus dan kwam en nam het brood en gaf het hun, en de vis eveneens.

[14] Dit nu was de derde keer dat Jezus Zich aan Zijn discipelen openbaarde, nadat Hij uit de doden opgewekt was.

[15] Toen zij dan de maaltijd gebruikt hadden, zei Jezus tegen Simon Petrus: Simon, zoon van Jona, hebt u Mij meer lief dan dezen? Hij zei tegen Hem: Ja, Heere, U weet dat ik van U houd. Hij zei tegen hem: Weid Mijn lammeren.[16] Hij zei opnieuw tegen hem, voor de tweede keer: Simon, zoon van Jona, hebt u Mij lief? Hij zei tegen Hem: Ja, Heere, U weet dat ik van U houd. Hij zei tegen hem: Hoed Mijn schapen.

[17] Hij zei voor de derde keer tegen hem: Simon, zoon van Jona, houdt u van Mij? Petrus werd bedroefd, omdat Hij voor de derde keer tegen hem zei: Houdt u van Mij? En hij zei tegen Hem: Heere, U weet alle dingen, U weet dat ik van U houd. Jezus zei tegen hem: Weid Mijn schapen. [18] Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u: Toen u jonger was, omgordde u uzelf en liep u waar u wilde; maar als u oud geworden bent, zult u uw handen uitstrekken, en een ander zal u omgorden en u brengen waar u niet heen wilt. [19] En dit zei Hij om aan te duiden met wat voor dood hij God verheerlijken zou. En nadat Hij dit gezegd had, zei Hij tegen hem: Volg Mij! [20] En Petrus zag, toen hij zich omkeerde, de discipel volgen die Jezus liefhad, die ook tijdens het avondmaal tegen Zijn borst was gaan liggen en gezegd had: Heere, wie is het die U verraden zal? [21] Toen Petrus deze zag, zei hij tegen Jezus: Heere, maar wat zal er met hem gebeuren? [22] Jezus zei tegen hem: Als Ik wil dat hij blijft totdat Ik kom, wat gaat het u aan? Volgt u Mij! [23] Dit gerucht nu, dat deze discipel niet zou sterven, verspreidde zich onder de broeders. Maar Jezus had niet tegen hem gezegd dat hij niet zou sterven, maar: Als Ik wil dat hij blijft totdat Ik kom, wat gaat het u aan?

 

Collecte

Zingen: Psalm 133: 1, 3

 

Ai, ziet, hoe goed, hoe lieflijk is ’t, dat zonen

Van ’t zelfde huis, als broeders samen wonen,

Daar ’t liefdevuur niet wordt verdoofd;

’t Is als de zalf op ’s Hogepriesters hoofd,

De zalf, waarmee hij is aan God gewijd,

Die door haar reuk het hart verblijdt.

 

Waar liefde woont, gebiedt de HEER’ den zegen:

Daar woont Hij Zelf, daar wordt Zijn heil verkregen,

En ’t leven tot in eeuwigheid.

Verkondiging

Zingen: Op Toonhoogte 138

 

Zegen ons Algoede,
neem ons in Uw hoede
en  verhef Uw aangezicht
over ons en geef ons licht.

Stort, op onze bede,
in ons hart Uw vrede,
en vervul ons met de kracht,
van Uw Geest bij dag en nacht.

Amen, amen, amen
dat wij niet beschamen
Jezus Christus onze Heer.
Amen, God, uw naam ter eer.

Formulier voor de bevestiging van ambsdragers

Voordat de verkozen broeders bevestigd zullen worden, luisteren wij naar de uitleg over het ambt, op basis van Gods Woord. Wat betreft de ouderlingen is op te merken dat het woord ouderling of ‘oudste’, dat uit het Oude Testament afkomstig is en een persoon aanduidt die in een aanzienlijk regeerambt is geplaatst. In de kerk van de apostelen hebben de ouderlingen gefunctioneerd naast de dienaren van het  Woord. Zij droegen een bijzonder ambt: namelijk dat ze over de kerk opzicht hadden en haar regeerden samen met de dienaren van het Woord. Zij die in het regeerambt dienen, hebben de taak de dienaren die het evangelie prediken, te helpen en bij te staan. Evenzo waren in het Oude Testament de gewone levieten in de tabernakeldienst als helpers aan de priesters toegevoegd voor zaken die dezen niet alleen konden verrichten. Niettemin bleven het ambt van ouderling en het ambt van dienaar van het Woord verschillende ambten. Daarbij is het goed, dat aan de dienaren des Woords mannen worden toegevoegd die meeregeren om elke vorm van tirannie en heerszucht te weren uit de gemeente van God. Die vormen van tirannie en heerszucht kunnen des te gemakkelijker binnendringen wanneer de leiding bij één alleen of zeer weinigen berust. Zo vormen de dienaren des Woords en de ouderlingen met de ouderlingen-kerkrentmeesters en diakenen samen een college: een raad van de kerk die heel de gemeente vertegenwoordigt.

Het ambt van ouderling omvat het volgende: Ten eerste samen met de dienaren des Woords opzicht houden over de gemeente die hun is toevertrouwd; nauwgezet toezien of iedereen zich in belijdenis en levenswandel als christen gedraagt; vermanen van hen die zich ongeestelijk gedragen; zoveel mogelijk voorkomen dat de sacramenten ontheiligd worden; christelijke tucht oefenen over hen die geen berouw tonen, en hen die berouw tonen weer in de schoot der kerk ontvangen. Ten tweede is het ook het werk van de ouderlingen erop toe te zien dat onder christenen alles op gepaste en ordelijke wijze zal toegaan en dat niemand anders dan door wettige beroeping, volgens de vastgestelde orde, in de kerk van Christus zal dienen. Verder is het hun werk, om alles wat betrekking heeft op het welzijn en de goede orde van de kerk, de dienaren des Woords met goede raad te helpen en alle gemeenteleden met raad en troost van dienst te zijn. Ten derde is hun ambt in het bijzonder mede opzicht te oefenen over leer en levenswandel van de dienaren van het Woord, want alles dient erop gericht te zijn dat de kerk wordt opgebouwd en de valse leer geweerd. Zo kan de kerkenraad waakzaam zijn tegen de wolven die de schaapskooi van Christus kunnen binnendringen. Om dit te kunnen doen, rust op de ouderlingen de verplichting Gods Woord ijverig te onderzoeken en zich voortdurend te oefenen in de overdenking van de verborgenheden van het geloof.
Binnen de kerkenraad zijn er ouderlingen-kerkrentmeester die de taak hebben om zorg te dragen voor de instandhouding van de openbare eredienst. Zij zullen daarbij niet alleen de geestelijke, maar ook de stoffelijke belangen van de gemeente behartigen, opdat er voldoende gelegenheid zal zijn om het evangelie te prediken, de sacramenten te bedienen en de Naam des Heeren in het openbaar aan te roepen.
Nu wat de diakenen betreft: Over de dienst der barmhartigheid leert de Schrift dat deze voortvloeit uit de volkomen liefde van Christus voor de gemeente, die Hij kocht met Zijn bloed. Hij kwam in de wereld om te dienen en ontfermde Zich over hen die in nood waren. In navolging van haar Heere zorgde de eerste christelijke gemeente ervoor dat niemand in haar midden gebrek had. De gemeente van Christus heeft bovendien een taak wereldwijd: het lenigen van lijden en nood in de hele wereld. Uit de Schrift lijkt dat het ambt van diaken het volgende omvat: Ten eerste: getrouw en zorgvuldig de giften en goederen, voor de armen gegeven, in te zamelen en te bewaren. Zij zullen zich ook met toewijding inzetten voor het vinden van voldoende middelen om de armen te helpen. Ten tweede: het uitdelen van gaven. Hiertoe wordt niet alleen vereist oplettendheid en zorgvuldigheid om de giften daar te besteden waar het nodig is, maar ook blijdschap en eenvoud om met een bewogen en welwillend hart de armen te helpen. Hierbij is het van groot belang dat zij de hulpbehoevenden niet alleen helpen met materiële gaven, maar ook met troostvolle woorden uit de Schrift.

Ten slotte geldt voor alle ambtsdragers, dat hun naar de orde der kerk geheimhouding is opgelegd van al datgene wat bij de uitoefening van hun ambt vertrouwelijk te hunner kennis is gekomen.

 

Zingen: Op Toonhoogte 151: 1, 2

Onder het zingen komen de kinderen terug uit de kindernevendienst

 

Ik bouw op U, mijn Schild en mijn Verlosser.
Niet eenzaam ga ik op de vijand aan.
Sterk in uw kracht, gerust in uw bescherming.
Ik bouw op U en ga in Uwe naam.

Gelovend ga ik eigen zwakheid voelend.
en telkens weer moet ik uw kracht verstaan.
Toch rijst in mij een lied van overwinning.
Ik bouw op U en ga in Uwe naam.

 

Afleggen van de gelofte

Geliefde broeders, opdat allen mogen horen dat u bereid bent uw ambt te aanvaarden, verzoek ik u te antwoorden op de volgende vragen.
1) Bent u er in uw hart van overtuigd dat u wettig door Gods gemeente en daarom door God Zelf tot deze heilige dienst geroepen bent?
2) Houdt u de boeken van het Oude en Nieuwe Testament voor het enige Woord van God en de volkomen leer der zaligheid? Verwerpt u alle leringen die daarmee in strijd zijn?
3) Belooft u uw ambt getrouw uit te oefenen, in overeenstemming met deze leer, naar de u voor uw ambt geschonken gaven; en belooft u geheim te houden datgene wat bij de uitoefening van uw ambt vertrouwelijk te uwer kennis is gekomen? Belooft u zich ook gezamenlijk godvrezend te gedragen en u te onderwerpen aan de kerkelijke tucht, wanneer u zich onwaardig gedraagt?

 

Herbevestiging

  • Klaas van Asselt – wijkouderling
  • Arjan Dickhof – ouderling-kerkrentmeester
  • Johan Dickhof – wijkouderling
  • Ferdinand Korenberg – wijkouderling
  • Cor Morren – diaken
  • René Port – diaken
  • Rutger van ’t Slot – ouderling-kerkrentmeester
  • Riekelt de Vries – wijkouderling

 

 

Bevestiging

  • Eibert Beijeman – wijkouderling
  • Dirk van Erven – wijkouderling
  • Ron Hein – jeugdouderling
  • Wilbert van Norel – diaken
  • Robert Rozeboom – diaken
  • Engbert Jan Ruitenberg – wijkouderling

 

De almachtige God en Vader geve u allen tezamen Zijn genade om in uw ambt getrouw en vruchtbaar te zijn. Amen.

Gebed
Omdat wij hiertoe onbekwaam zijn, laten wij de almachtige God aanroepen:

Heere God, hemelse Vader, wij danken U dat het U behaagd heeft tot meerdere groei van Uw kerk naast degenen die het Woord bedienen, ook ambtsdragers te geven voor het regeren en voor dienstbetoon, om vrede en welzijn in Uw gemeente te bewaren en in het levensonderhoud van armen te voorzien. U hebt ons vandaag mannen met een goed getuigenis geschonken, die de gave van Uw Geest hebben ontvangen. Wij bidden U aan hen in toenemende mate de gaven te verlenen die zij in hun ambtsbediening nodig hebben: wijsheid, moed, onderscheidingsvermogen en milddadigheid, opdat ieder zijn ambt kan vervullen zoals het behoort. Laat de ouderlingen nauwgezet toezien op de leer en op de levenswandel, doe hen de wolven weren uit de schaapskooi van Uw lieve Zoon en de gemeenteleden die zijn afgedwaald vermanen en bestraffen. Laat de ouderlingen-kerkrentmeester trouw zijn in de behartiging van de stoffelijke belangen van de gemeente. Laat de diakenen zich vol ijver inzetten voor het ontvangen van gaven en laat hen die mild en wijs aan de armen geven, tezamen met de liefdevolle troost uit Uw Heilig Woord.
Schenk de ambtsdragers Uw genade, opdat zij in hun trouwe arbeid mogen volharden ondanks moeite, verdriet of vervolging. Verleen in het bijzonder Uw goddelijke zegen aan de gemeente waarover zij gesteld zijn, zodat deze zich aan de terechte vermaningen van de ouderlingen onderwerpt en hen omwille van het ambt in ere houdt. Geef ons allen een mild hart voor armen en verdrukten en geef hun een dankbaar hart. Moge door dit alles Uw heilige Naam groot gemaakt en het rijk van Uw Zoon Christus bevorderd worden. Amen.

Toezingen door de gemeente (staande): Psalm 134:3

Dat ’s Heeren zegen op u daal’;

Zijn gunst uit Sion u bestraal’.

Hij schiep ’t heelal, Zijn Naam ter eer:

Looft, looft dan aller heren Heer’!

Toezingen door de kerkenraad: Op Toonhoogte 297

 

Heer, wat een voorrecht om in liefde te gaan,
schouder aan schouder in uw wijngaard te staan,
samen te dienen, te zien wie U bent,
want Uw woord maakt Uw wegen bekend.

Refrein: Samen op weg gaan, dat is ons gebed,
als een volk, dat juist daarvoor door U apart is gezet.
Vol van uw liefde, genade en kracht,
als een lamp, die nog schijnt in de nacht.

Samen te strijden in woord en in werk.
Eén zijn in U, dat alleen maakt ons sterk.
Delen in vreugde, in zorgen, in pijn,
als uw kerk, die waarachtig wil zijn.

Dankwoord mbt ambtsdragers die aftredend zijn:

  • Henk Boeve
  • Hendri van Engelen
  • Hendrik Groothuis
  • René van der Heide
  • Wilco Leusink
  • Christiaan van Loo
  • Lammert van Olst

 

De gemeente zingt toe: Psalm 68: 10

 

Geloofd zij God met diepst ontzag!

Hij overlaadt ons, dag aan dag,

Met Zijne gunstbewijzen.

Die God is onze zaligheid;

Wie zou die hoogste Majesteit

Dan niet met eerbied prijzen?

Die God is ons een God van heil;

Hij schenkt, uit goedheid, zonder peil,

Ons ’t eeuwig, zalig leven;

Hij kan, èn wil, èn zal in nood,

Zelfs bij het naad’ren van den dood,

Volkomen uitkomst geven.

Gebeden


Zingen: Psalm 145 : 2

 

Ik zal, o HEER, dien ik mijn Koning noem,

Den luister van Uw majesteit en roem

Verbreiden, en Uw wonderlijke daân

Met diep ontzag aandachtig gadeslaan.

Elks juichend hart zal Uw geducht vermogen,

De grote kracht van Uwen arm verhogen;

Ik zal mijn stem met aller lofzang paren,

En overal Uw grootheid openbaren.


Zegen