Liturgie Dankdag 2024 avonddienst

Welkom

● Gezang 280: 1, 2

‘k Wil U, o God, mijn dank betalen,
U prijzen in mijn avondlied.
Het zonlicht moge nederdalen,
maar Gij, mijn Licht, begeef mij niet.
Gij woudt mij met uw gunst omringen,
meer dan een vader zorgdet Gij,
Gij, milde bron van zegeningen;
zulk een ontfermer waart Gij mij.

Uw trouwe zorg wou mij bewaren,
uw hand heeft mij gevoed, geleid;
Gij waart nabij in mijn bezwaren,
nabij in elke moeilijkheid.
Deez’ avond roept mij na mijn zorgen
tot rust voor lichaam en voor geest.
Heb dank, reeds van de vroege morgen
zijt Gij mijn heil en hulp geweest.

Stil gebed. Votum en groet

● Psalm 145: 3, 5

Zij zullen, uit de volheid van ’t gemoed,
Gedachtig aan den milden overvloed
Van Uwe gunst, die roemen bij elkeen,
En juichen van al Uw gerechtigheên.
De HEER is goed en vriend’lijk en weldadig,
Barmhartig, mild, lankmoedig en genadig;
Hij doet Zijn gunst aan allen klaar bemerken;
Zijn goedheid is verspreid op al Zijn werken.

Uw heerschappij verduurt zelfs d’ eeuwigheid;
Uw koninkrijk is eind’loos uitgebreid.
Gij ondersteunt hem, die voor ’t onheil zwicht:
Wie nederstort, wordt door U opgericht.
’t Ziet al op U; ’t blijft alles op U wachten;
Gij sterkt door spijs, te rechter tijd, hun krachten;
G’ ontsluit Uw hand, ontfermend en weldadig,
Opdat Uw gunst, al wat er leeft, verzadig’.

Geloofsbelijdenis

● Psalm 147: 4, 6

Zingt beurtelings, en dankt den HEERE;
Zingt psalmen onzen God ter ere,
Dien God, die, voor het oog der volken,
De heem’len dekt met dikke wolken,
Die d’ aarde kroont met gunst en zegen
En haar besproeit met vruchtb’ren regen,
Die ’t gras door mild’ en frisse droppen,
Doet groeien op de heuveltoppen.

De HEER betoont Zijn welbehagen
Aan hen, die need’rig naar Hem vragen,
Hem vrezen, Zijne hulp verbeiden,
En door Zijn hand zich laten leiden;
Die, hoe het ook moog’ tegenlopen,
Gestadig op Zijn goedheid hopen.
O Salem, roem den HEER der heren;
Wil Uwen God, o Sion, eren!

Gebed

Schriftlezing: Psalm 8
1. Een psalm van David, voor de koorleider, op ‘De Gittith’.
2. HEERE, onze Heere, hoe machtig is Uw Naam op de hele aarde!
U Die Uw majesteit getoond hebt boven de hemel.
3. Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen
hebt U een sterk fundament gelegd, omwille van Uw tegenstanders,
om de vijand en wraakzuchtige te laten ophouden.
4. Als ik Uw hemel zie, het werk van Uw vingers,
de maan en de sterren, die U hun plaats gegeven hebt,
5. wat is dan de sterveling, dat U aan hem denkt,
en de mensenzoon, dat U naar hem omziet?
6. Toch hebt U hem weinig minder gemaakt dan de engelen
en hem met eer en glorie gekroond.
7. U doet hem heersen over de werken van Uw handen,
U hebt alles onder zijn voeten gelegd:
8. schapen en runderen, die allemaal,
en ook de dieren van het veld,
9. de vogels in de lucht en de vissen in de zee,
al wat over de paden van de zeeën gaat.
10. HEERE, onze Heere,
hoe machtig is Uw Naam op de hele aarde!

● Op Toonhoogte 41

1 Heer’, onze God, hoe heerlijk is Uw Naam,
die U ons noemt door sterren, zon en maan.
Hemel en aarde spreken wijd en zijd,
tonen het wonder van Uw heerlijkheid.

2 Heer’, onze God, die aard’ en hemel schiep,
zeeën en land met macht te voorschijn riep.
Wat zijn wij, mensen, dat U aan ons denkt
en ons Uw heerlijkheid en luister schenkt?

3 U komt ons, Heer’, in Christus tegemoet.
U geeft ons, Heer’, verlossing door Zijn bloed.
U roept ons, mensen, in Uw heerlijkheid:
leven om Jezus’ wil in eeuwigheid!

4 Daarom zal, Heer’, ons lied een loflied zijn,
dat in ons zingt met eindeloos refrein.
Prijzend Uw liefde, heffen wij het aan:
Heer’, onze God, hoe heerlijk is Uw Naam!

Schriftlezing: Mattheüs 5:43-48
43. U hebt gehoord dat er gezegd is: U moet uw naaste liefhebben en uw vijand moet u haten.
44. Maar Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen;
45. zodat u kinderen zult zijn van uw Vader, Die in de hemelen is, want Hij laat Zijn zon opgaan over slechte en goede mensen, en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
46. Want als u hen liefhebt die u liefhebben, wat voor loon hebt u dan? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde?
47. En als u alleen uw broeders groet, wat doet u meer dan anderen? Doen ook de tollenaars niet zo?
48. Weest u dan volmaakt, zoals uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is.

Collecte

● Psalm 8: 1, 4

Heer’, onze Heer, grootmachtig Opperwezen;
Hoe wordt Uw Naam op aard’ alom geprezen!
Gij, die den glans van Uwe majesteit,
Hebt boven lucht en heemlen uitgebreid.

Mijn God, wat is de mens dan op deez’ aarde!
De broze mens, hoe klimt hij tot die waarde,
Dat Gij aan hem in zoveel gunst gedenkt;
En ’s mensen zoon Uw teerste liefde schenkt!

Preek

● Gezang 148: 3, 4

Gij wacht niet tot wij vragen,
voorkomt zelfs onze bee,
Gij helpt niet enkel dragen,
maar draagt ons zelven mee.
Gij heelt zelfs in uw plagen,
vertroost ons in het wee,
en onder alle slagen
schenkt Gij aan ’t hart uw vree.

Hoe kent Gij al mijn noden,
waarin Gij trouw voorziet!
Gij geeft geen steen voor broden,
een slang voor vissen niet!
Wie komt tot U gevloden,
wien Gij geen hulpe biedt?
Gij laat de zondaar noden.
nog eer hij tot U vliedt.

Gebed

● Gezang 281

De dag, door uwe gunst ontvangen,
is weer voorbij, de nacht genaakt;
en dankbaar klinken onze zangen
tot U, die ’t licht en ’t duister maakt;

Die dan, als onze beden zwijgen,
als hier het daglicht onderduikt,
weer nieuwe zangen op doet stijgen,
ginds waar de nieuwe dag ontluikt,

Zodat de dank, U toegezonden,
op aard nooit onderbroken wordt,
maar steeds opnieuw door mensenmonden
gezongen en gesproken wordt.

Voorwaar, deez’ aarde zal getuigen
van U, die thans en eeuwig zijt,
tot al uw schepselen zich buigen
voor uwe liefd’ en majesteit.

Zegen