Liturgie avondmaal – zondag 7 september 2025 morgendienst

 

Welkom

 

  • Zingen: Psalm 84: 2

 

Zelfs vindt de mus een huis, o Heer’,

De zwaluw legt haar jongskens neer

In ’t kunstig nest bij Uw altaren,

Bij U, mijn Koning en mijn God,

Verwacht mijn ziel een heilrijk lot;

Geduchte Heer’ der legerscharen,

Welzalig hij, die bij U woont,

Gestaag U prijst en eerbied toont.

 

Stil gebed. Votum en groet

 

  • Zingen: Psalm 25: 2, 6

 

Heer’, ai, maak mij Uwe wegen,

Door Uw woord en Geest bekend;

Leer mij, hoe die zijn gelegen,

En waarheen G’ Uw treden wendt,

Leid mij in Uw waarheid, leer

IJvrig mij Uw wet betrachten.

Want Gij zijt mijn heil, o Heer’,

‘k Blijf U al den dag verwachten.

 

Wie heeft lust den Heer’ te vrezen,

’t Allerhoogst en eeuwig goed?

God zal Zelf zijn leidsman wezen,

Leren, hoe hij wandlen moet.

’t Goed, dat nimmermeer vergaat,

Zal hij ongestoord verwerven,

En zijn Godgeheiligd zaad

Zal ’t gezegend aardrijk erven.

 

Verootmoediging

 

  • Op Toonhoogte 298: 1, 2

Heer, wij zijn bijeengekomen,
mensen, overal vandaan;
had Gij ons niet meegenomen,
niemand was hierheen gegaan,
want wij schromen hier te komen,
volop in uw licht te staan.

 

Komend uit een nacht van zonden,
staan wij voor U, groot en klein,
en belijden onomwonden:
schuldig zijn wij en onrein.
Ach, wij vonden zoveel zonden
dat zij niet te tellen zijn.

 

Gebed

 

Zingen:           Op Toonhoogte 413

 

Hij heeft de hele wereld in zijn hand (3x).

Hij heeft de hele wereld in zijn hand.

 

Hij heeft de wind en de regen in zijn hand. (3x)

Hij heeft de hele wereld in zijn hand.

 

Hij heeft de kleine baby in zijn hand. (3x)

Hij heeft de hele wereld in zijn hand.

 

Hij heeft jouw en mijn leven in zijn hand. (3x)

Hij heeft de hele wereld in zijn hand.

 

Hij heeft de hele wereld in zijn hand. (3x)

Hij heeft de hele wereld in zijn hand.

 

Kinderen gaan naar de kindernevendienst

 

 

Schriftlezing: Handelingen 8:26-40

 

26En een engel van de Heere sprak tot Filippus en zei: Sta op en ga naar het zuiden, de weg op die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza, die eenzaam is.

27En hij stond op en ging op weg; en zie, een Ethiopiër, een kamerheer en een machtig heer van de kandakè, de koningin van de Ethiopiërs, die heel haar schatkist beheerde en gekomen was om in Jeruzalem te aanbidden,

28keerde terug, en hij zat op zijn wagen en las de profeet Jesaja.

29En de Geest zei tegen Filippus: Ga ernaartoe en voeg u bij deze wagen.

30En Filippus snelde ernaartoe, hoorde hem de profeet Jesaja lezen en zei: Begrijpt u ook wat u leest?

31Maar hij zei: Hoe zou ik dat kunnen, als niemand mij de weg wijst? En hij verzocht Filippus op de wagen te klimmen en bij hem te komen zitten.

32En het schriftgedeelte dat hij las, was dit: Hij is als een schaap naar de slachting geleid en zoals een lam stemmeloos is bij de scheerder, zo doet Hij Zijn mond niet open.

33In Zijn vernedering is Zijn oordeel weggenomen en wie zal over Zijn geslacht vertellen? Want Zijn leven wordt van de aarde weggenomen.

34En de kamerheer antwoordde Filippus en zei: Ik vraag u, over wie zegt de profeet dit? Over zichzelf of over iemand anders?

35En Filippus deed zijn mond open en, uitgaande van dat Schriftwoord, verkondigde hij hem Jezus.

36En terwijl zij onderweg waren, kwamen zij bij een water. En de kamerheer zei: Kijk, daar is water; wat verhindert mij gedoopt te worden?

37En Filippus zei: Als u met heel uw hart gelooft, is het geoorloofd. En hij antwoordde en zei: Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is.

38En hij liet de wagen stilhouden, en zij daalden beiden af in het water, zowel Filippus als de kamerheer, en hij doopte hem.

39En toen zij uit het water opgekomen waren, nam de Geest van de Heere Filippus weg; en de kamerheer zag hem niet meer, want hij vervolgde zijn weg met blijdschap.

40Maar Filippus werd aangetroffen in Asdod; en terwijl hij het land doorging, verkondigde hij het Evangelie in alle steden, totdat hij in Caesarea kwam.

 

 

Collecte

 

Zingen: Psalm 86:5

 

Al de heidnen door Uw handen

Voortgebracht in alle landen,

Zullen tot U komen, Heer’,

Bukken voor Uw aanschijn neer,

En Uw Naam ter ere leven.

Gij zijt groot en hoog verheven;

Gij doet duizend wonderheen:

Gij zijt God, ja Gij alleen.

 

Preek

 

Zingen: Gezang 112: 1, 2

 

Een naam is onze hope,

een grond heeft Christus’ Kerk,

zij rust in ene dope,

en is zijn scheppingswerk.

Om haar als bruid te werven,

kwam Hij ten hemel af.

Hij was ’t, die door zijn sterven

aan haar het leven gaf.

 

Vergaard uit alle streken

in heel de wereld een,

werd dit haar zalig teken,

dat allen is gemeen.

Een bede vouwt de handen,

een zegen breekt het brood,

een vuurbaak staat te branden

in ’t duister van de dood.

 

Formulier

 

Zingen: Gezang 130: 1, 3
Ondertussen wordt de tafel in gereedheid gebracht

 

God is getrouw, zijn plannen falen niet,

Hij kiest de zijnen uit, Hij roept die allen.

Die ’t heden kent, de toekomst overziet,

laat van zijn woorden geen ter aarde vallen;

en ’t werk der eeuwen, dat zijn Geest omspant,

volvoert zijn hand.

 

De Heil’ge Geest, die haar de toekomst spelt,

doet aan Gods Kerk zijn heilgeheimen weten;

Hij, die haar leidt en in de waarheid stelt

heeft zijn bestek met wijsheid uitgemeten;

Hij trekt met heel zijn Kerk van land tot land

als Gods gezant.

 

Tafel 1

Nodiging + gemeenteleden komen naar voren – ondertussen speelt de organist

 

Stil gebed

 

Diakenen delen brood uit – ondertussen speelt de organist

 

Breken van het brood  – brood wordt tegelijkertijd genuttigd

 

Diakenen delen wijn uit – ondertussen speelt de organist

 

Inschenken van de wijn – wijn wordt tegelijkertijd genuttigd

 

Na een stilte worden de bekers opgehaald – ondertussen speelt de organist

 

Korte bijbellezing

 

Zingen: Op Toonhoogte 154:1                  

Onder het naspel gaan de gemeenteleden weer naar hun plaats

 

Ik heb de vaste grond gevonden

waarin mijn anker eeuwig hecht:

de dood van Christus voor de zonden,

van eeuwigheid als grond gelegd.

Die grond zal onverwrikt bestaan,

als aard’ en hemel ondergaan

 

Tafel 2

Nodiging + gemeenteleden komen naar voren – ondertussen speelt de organist

 

Diakenen delen brood uit – ondertussen speelt de organist

 

Breken van het brood  – brood wordt tegelijkertijd genuttigd

 

Diakenen delen wijn uit – ondertussen speelt de organist

 

Inschenken van de wijn – wijn wordt tegelijkertijd genuttigd

 

Na een stilte worden de bekers opgehaald – ondertussen speelt de organist

Korte bijbellezing

 

Zingen: Op Toonhoogte 154:2

Onder het naspel gaan de gemeenteleden weer naar hun plaats  en komen de kinderen terug uit de kindernevendienst

 

Het is het eeuwige erbarmen,
dat mijn besef te boven gaat,

het zijn de liefdevolle armen,

Het is zijn hart dat open staat.
Hij noodt de zondaar, Hij vergeeft

die Hem het hart gebroken heeft.

 

Tafel 3

Nodiging + gemeenteleden komen naar voren – ondertussen speelt de organist

 

Diakenen delen brood uit – ondertussen speelt de organist

 

Breken van het brood  – brood wordt tegelijkertijd genuttigd

 

Diakenen delen wijn uit – ondertussen speelt de organist

 

Inschenken van de wijn – wijn wordt tegelijkertijd genuttigd

 

Na een stilte worden de bekers opgehaald – ondertussen speelt de organist

 

Korte bijbellezing

 

Stil gebed

 

Zingen: Op Toonhoogte 154:3

Onder het naspel gaan de gemeenteleden weer naar hun plaats

 

O afgrond waarin alle zonden
verzinken en niet meer bestaan!
O diep geheim om Christus’ wonden,-
het oordeel is teniet gedaan!

O Heer, uw bloed roept voor altijd:
barmhartigheid, barmhartigheid.

 

Gebed

 

Zingen: Psalm 48:6

 

Want deze God is onze God;

Hij is ons deel, ons zalig lot,

Door tijd noch eeuwigheid te scheiden;

Ter dood toe zal Hij ons geleiden.

 

Zegen